TELESCOPEN VAN VROEGER
Van de 17e t/m 20e eeuw

Gallerij van lenzenkijkers

De oudste lenzenkijkers bestonden uit twee lenzen. Een holle en een bolle lens combinatie geeft een rechtopstaand beeld. Dergelijke kijkers zijn voor sterrenkundige én aardse waarnemingen geschikt. De combinatie dubbel bol geeft een groter beeldveld, maar het beeld staat op zijn kop. Voor de sterrenkunde geen probleem. De lenzenkijkers hadden wel het probleem van kleurschifting. Dit verstoord het beeld en kan deels opgelost worden door langere kijkers (langer brandpunt) te maken. In de 17e eeuw ontstonden zo meterslange kijkers. Pas in 1750 loste in Engeland ene Chester Moore Hall het probleem op door lenscombinaties te maken van kroon- en flintglas. Jammer genoeg voor hem kreeg John Dollond (eigenlijk op een oneerlijke manier) het alleenrecht op de fabricage van de zogenaamde achromatische telescopen. Zijn zoon Peter Dollond verbeterde de lenzen door zelfs drie lenzen in één objectief te plaatsen. Deze apochromatische telescopen behoren tot de beste kijkers met het scherpste beeld. Maar kostbaar.

Na de uitvinding van de telescoop in 1608 verschenen er overal in Europa telescopen. Met name in Italië (Venetië) werden telescopen massaal geproduceerd. Zelfs tot in de 19e eeuw verhandelden de werkplaatsen van bedrijven als Semitecolo duizenden kijkers. Voor sterrenkundige doeleinden nauwelijks geschikt, maar op een statief waren de maan en de planeten goed te zien. Bedenk dat Galileo Galileï in 1610 met een eenvoudige telescoop de schijngestalten van Venus zag, de manen van Jupiter ontdekte en zag dat de zon en maan niet perfect en onveranderlijk bleken te zijn zoals de kerk honderden jaren had beweerd. Hoe dan ook, kijkers uit de 17e, 18e, 19e en ook de 20e eeuw zijn vaak pareltjes om niet alleen dóór te kijken, maar ook om náár te kijken.